Vraag: Vanwege een huurachterstand heeft de schuldeiser via een deurwaarder beslag laten leggen op mijn paard. Hierdoor kan ik het paard onder meer niet meer vervoeren zonder toestemming. Is deze beslaglegging terecht? Wat voor maatregelen kan ik nemen?
Antwoord Schelstraete Advocaten:
Wanneer een schuldenaar weigert de huur tijdig te betalen en er daardoor een huurachterstand ontstaat kan de schuldeiser beslag laten leggen zodat hij de kans dat zijn vordering betaald kan worden zo veel als mogelijk vergroot – dit noemt men een conservatoir beslag. Om dit beslag te leggen dient de schuldeiser eerst een zogenoemd ‘beslagverlof’ te krijgen van de Voorzieningenrechter. Zodra de rechter het verlof heeft verleend heeft de beslaglegger doorgaans 14 dagen de tijd om een gerechtelijke procedure op te starten. Tijdens deze procedure wordt de vordering van de schuldeiser nader onderzocht en wordt er bekeken of er terecht beslag is gelegd.
Zodra er beslag wordt gelegd op een roerende zaak zoals een paard betekent dit dat de eigenaar het paard niet mag vervreemden (verkopen of bezwaren). Dit houdt evenwel niet in dat het paard niet mag worden vervoerd.[1] Dit is anders indien óók het bijbehorende paspoort in beslag is genomen. Op basis van de Identificatie en Registratie wetgeving, welke wetgeving is gebaseerd op Europese regelgeving, dient een paard te allen tijde te worden vergezeld van zijn paspoort.
Er zijn, naast uiteraard de betaling van de huurachterstand, twee mogelijkheden om het beslag op te heffen. Als eerste bestaat er het zogenoemde opheffings-kortgeding. Bij een opheffings-kortgeding kan de schuldenaar bij de rechter aangeven waarom het beslag dient te worden opgeheven. De gronden waarop de rechter het beslag kan opheffen staan genoemd in artikel 705 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. De rechter kán het beslag onder meer opheffen indien door de beslaglegger niet aan alle vormvereisten is voldaan. Indien ‘summierlijk de ondeugdelijkheid en/of onnodigheid van het gelegde beslag blijkt’. Het is hier aan de beslagene om aan te tonen dat hiervan sprake is. Om hierover te kunnen beslissen vindt er een wederzijdse belangenafweging plaats. Aan de ene kant heb je de beslaglegger die bij opheffing van het beslag het risico loopt zijn vordering niet te kunnen verhalen en aan de andere kant heb je de beslagene welke door het beslag schade oploopt indien blijkt dat de vordering ondeugdelijk is. Voorts kan een beslag als ‘onnodig’ worden gezien indien de schuldenaar voldoende verhaal biedt en er geen verduistering (m.a.w. verkoop van het paard) te vrezen is. De casus lezende lijkt het mij dat de huurachterstand daadwerkelijk bestaat. Om deze reden is het niet zonder meer aannemelijk dat de rechter tot opheffing zal overgaan op grond van de ondeugdelijkheid van het gelegde beslag. De rechter zal wel tot opheffing overgaan indien de beslagene voldoende zekerheid stelt.
Naast dit zogenoemde opheffings-kortgeding is er ook de mogelijkheid – zonder dat daarvoor een gerechtelijke procedure nodig is – een bankgarantie aan te bieden om zo het beslag opgeheven te krijgen. Er wordt dan door de bank zekerheid gegeven aan de schuldeiser dat er een bepaald geldbedrag – de hoogte van de huurachterstand – wordt uitgekeerd wanneer blijkt dat de beslaglegger in de bodemprocedure gelijk krijgt. Zodra er een bankgarantie tot stand komt moet het beslag worden opgeheven, zie artikel 705 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Wanneer een paardeneigenaar wordt geconfronteerd met een beslag op zijn of haar paard is dit natuurlijk een erg vervelende situatie. In deze gevallen is het altijd raadzaam een advocaat te raadplegen welke samen met u de gegrondheid van het beslag zal bekijken en zo nodig namens u de vereiste juridische stappen zal kunnen ondernemen.
Deze vraag is beantwoord door Mr. Luc Schelstraete en Mw. Nikki Hamers van Schelstraete Advocaten.
U kunt het volledige arrest nalezen op de website van Rechtspraak.nl