saddle1

ARTIKEL 150 Rv: “WIE STELT MOET BEWIJZEN”

De cliënt van Schelstraete heeft in juni 2017 een paard met een 3 op het straalbeen verkocht voor een bedrag van € 6.000,-. Het paard heeft verder geen andere bemerkingen en geen stalgebreken. Afgesproken was dat de koper eerst een bedrag van € 5.000,- aan cliënt zou voldoen en vervolgens na één maand, als het paard nog steeds gezond is, de resterende € 1.000,- betalen. In augustus 2017 heeft de koper het resterende bedrag betaald en het paard opgehaald bij de cliënt.

De cliënt en de koper hadden afgesproken dat de koper tijdelijk gebruik mocht maken van het zadel van de cliënt omdat koper op dat moment nog niet beschikte over een geschikt zadel voor het paard.

Ongeschikt als dressuurpaard

In september heeft de koper het paard laten onderzoeken door een dierenarts. Het paard bleek kreupel te zijn. In oktober heeft de koper aan de cliënt medegedeeld dat het paard de volgende gebreken heeft:

  1. Gespannen en gevaarlijk gedrag;
  2. Het stalprobleem weven;
  3. Problemen in de achterhand;
  4. Ziekte van Cushing;
  5. Kreupelheid aan vier benen.

De koper heeft in november 2017 de koopovereenkomst primair vernietigd op grond van dwaling en subsidiair ontbonden op grond van wanprestatie. Het paard zou namelijk niet beantwoorden aan de overeenkomst want het zou niet geschikt zijn als dressuurpaard.

Geleend zadel

Ondertussen had de cliënt ook een vordering tot schadevergoeding op de koper. Er was immers een grote scheur ontstaan in het zitvlak van het zadel. De cliënt vorderde afgifte van het zadel en een vergoeding van de herstelkosten ter hoogte van € 726,00.

Tussenvonnis van de Rechtbank

De Rechtbank oordeelde in een tussenvonnis van 4 oktober 2018 dat de koper de eerste drie gestelde gebreken onvoldoende had gemotiveerd en onderbouwd met feiten en omstandigheden of stukken. Ten aanzien van het vierde gebrek, Cushing, geldt hetzelfde. Het had op de weg van de koper gelegen om de uitslag van het laboratorium voor te leggen aan een deskundige, bijvoorbeeld een dierenarts.

De kreupelheid aan vier benen, het vijfde gebrek, was niet in geschil tussen de cliënt en de koper. Het paard is kreupel en kan niet worden gebruikt als dressuurpaard. Wél was in geschil of (de oorzaak van) de kreupelheid reeds aanwezig was ten tijde van de aflevering van het paard. De Rechtbank oordeelde dat uit de stukken onvoldoende bewijs was te putten en liet de koper toe bewijs te leveren van deze stelling door een deskundige te laten benoemen. Zo ver is het uiteindelijk niet gekomen omdat de koper het voorschot van de deskundige niet had voldaan.

De koper had het geleende zadel tijdens de zitting al teruggeven waardoor de vordering van de cliënt tot afgifte van het zadel werd afgewezen. De vordering tot schadevergoeding van de herstelkosten werd echter ook afgewezen omdat de cliënt niet kon bewijzen dat de koper de grote scheur in het zitvlak had veroorzaakt.

Eindoordeel van de Rechtbank

Omdat de koper dus onvoldoende bewijs van de stelling dat de (oorzaak van de) kreupelheid reeds aanwezig was ten tijde van de aflevering van het paard had geleverd, werd de vordering van de koper afgewezen bij eindvonnis van 12 juni 2019.

De partij die zich beroept op de op rechtsgevolg gestelde feiten, draagt (in de hoofdregel) de bewijslast van die feiten. Zo ziet u maar dat dat in de praktijk niet altijd even makkelijk is.

Heeft u hulp nodig met een soortgelijk geval? Schelstraete is u graag van dienst!

Deze cliënt werd bijgestaan door mr. Luc Schelstraete & mr. Joëlle Bongers.

 

info@schelstraete.nl │013-5114420

Share this post

Latest news